Die arme Bashar al-Assad. Dacht je dat je een veilige manier had gevonden om je onvrede te uiten over dat vermaledijde Syrische plebs, worden je e-mails gestolen en door The Guardian gepubliceerd. Hoewel er altijd voorzichtigheid geboden is bij dergelijk berichten, beweert de Britse krant vrij zeker te zijn dat de e-mails echt van Assad en zijn vrouw zijn.
The messages, which have been obtained by the Guardian, are said to have been intercepted by members of the opposition Supreme Council of the Revolution group between June and early February.
(…)
The Guardian has contacted 10 people whose emails appear in the cache. All have confirmed the time and content of the emails or refused to deny they are genuine.
De krant heeft een uitgebreide verklaring geschreven over waarom de redactie gelooft dat het echte e-mails zijn. Goed, dat is dan dikke pech voor Assad, die achteraf gezien misschien wat voorzichtiger had moeten zijn bij wat hij e-mailde, en niet achteloos over besproken hervormingen schrijven.
Maar goed, Assad zat tenminste wel bij een provider waar hij controle over had:
The email addresses used the domain name alshahba.com, a group of companies used by the regime.
Minder slim is het om staatszaken te bespreken via een gratis e-mailadres, zoals een Zweedse hoge ambtenaar enkele jaren geleden deed. Donderdag maakte de Engelstalige nieuwssite The Local bekend dat ze via haar Live-adres (onderdeel van Microsoft) mails had gestuurd.
The four A4-page long email, which details a secret conversation with Saudi general Nasser, was sent in 2008 from assistant under-secretary Cecilia Looström at the Ministry of Defence, according to the paper.
The recipients were a ministry colleague, a high ranking official at the foreign ministry, the director general of the Swedish Agency for Non-proliferation and Export Controls (Inspektionen för strategiska produkter, ISP) and a senior official at the Swedish Defence Research Agency (Totalförsvarets forskningsinstitut, FOI).
Looström used her private email address, ending in @live.se (…)
Peter Teffer 