Gepubliceerd in Trouw op 9 juni 2011. (ook op Trouw.nl)
Frankrijk wil internationaal vastleggen wat mag op internet. Maar ga je daarover onderhandelen, dan blijft er weinig over.
Frankrijk gaat zich inzetten voor internationale regels voor het internet. President Sarkozy sprak onlangs vol lof over de verworvenheden van het net, maar vindt dat strengere regels nodig zijn. Het internet “is geen parallel universum waar wetten en morele regels niet gelden”. Voor de goede verstaander verwees hij hiermee naar een document dat internetactivist John Perry Barlow in 1996 op internet zette. In die ‘Verklaring van de onafhankelijkheid van cyberspace’ schreef hij aan alle regeringen: ‘Jullie zijn hier niet welkom. Jullie hebben geen soevereiniteit waar wij bijeenkomen.’
Inmiddels is die verklaring enigszins naïef gebleken: natuurlijk hebben landen soevereiniteit over internet. De digitale ruimte heeft nog steeds fysieke componenten die gecontroleerd kunnen worden, zoals China en Iran geregeld laten zien. Maar verder hebben staten geringe invloed gehad in de beginperiode van het internet. Juist daardoor kreeg innovatie er ruim baan.
Sarkozy erkent terecht dat een systeem van nationale regels voor internet tegen de hele natuur van het nieuwe medium indruist. Toch wil hij wereldwijde regels.
Als er echter één politicus is die internetburgers moeten wantrouwen, dan is het wel Sarkozy. In 2009 voerde Frankrijk strenge regels in tegen het downloaden van muziek en films. Wie wordt betrapt, wordt gewaarschuwd, en bij de derde keer van internet geweerd. Aanvankelijk was in het wetsvoorstel geen rol weggelegd voor een rechter. Het Franse constitutionele hof maakte bezwaar, omdat vrije toegang tot het internet een mensenrecht is.
Internationale regels voor internet gaan nog verder dan dat. Het zal overigens vrijwel onmogelijk blijken om consensus te bereiken tussen landen. Bij regels voor het internet heb je te maken met meningsuiting – het is heel iets anders om daar consensus over te krijgen dan over bijvoorbeeld het Verdrag inzake de rechten van het kind.
Hoe zouden die onderhandelingen eruit zien? Als de Verenigde Staten zeggen: we willen een wereldwijd verbod op websites met propaganda van Al-Kaida, dan zou een mogelijk antwoord van het nogal preutse Saoedi-Arabië kunnen zijn: dan willen wij een verbod op pornografie. Als Nederland voorstelt om kinderporno de wacht aan te zeggen, dan zegt Thailand misschien wel: goed, maar dan ook geen kritiek meer op onze koning.
De strengste regels zullen overwinnen. Anderzijds is er maar één land nodig dat een eventueel ‘Verdrag over internet’ niet ratificeert, en dat kan optreden als vluchtparadijs. Toen WikiLeaks zijn server niet meer in de VS kon houden, ging het naar Zwitserland.
De huidige lappendeken van nationale regels voor internet is misschien niet de mooiste oplossing. Maar hij past wel het beste bij de eigen normen en waarden van Nederland.