
In hoofdstuk 10 van Het lijkt Washington wel: Hoe lobbyisten Brussel in hun greep hebben, vertel ik over de tactieken van de tabakslobby. Ik besteed veel aandacht aan iets dat een draak van een naam heeft: het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging (is er iets minder sexy dan een kaderverdrag?). Dat internationale verdrag bevat een aantal omgangsregels voor overheden. Populair samenvattend is de boodschap van het verdrag: tabakslobbyisten zijn niet te vertrouwen, de overheid zou ze zo min mogelijk moeten ontmoeten en als het niet anders kan dan moet de overheid er in elk geval zo transparant mogelijk over zijn.
Ook de Europese Commissie heeft, namens de EU, het verdrag ondertekend. Toch houdt het dagelijks bestuur van de EU zich lang niet altijd aan de geest van dat verdrag, beschrijf ik in het hoofdstuk.
Deze week komt de niet-gouvernmentele organisatie Corporate Europe Observatory (CEO) met een rapport waarin dit nog maar eens wordt bevestigd. De Commissie heeft in drie jaar tijd minstens 36 afspraken gehad met tabaksindustrie gehad die het niet proactief openbaar had gemaakt, zo concludeert CEO na bestudering van honderden documenten die het had gewobt. Ook maken de documenten duidelijk dat de Commissie zich niet bepaald terughoudend opstelt in het contact met de tabakslobby.
Zelf had ik onlangs ook nog een wob-verzoek ingediend bij de Europese Commissie, over een afspraak die een kabinetslid van de Slowaakse Eurocommissaris met Philip Morris heeft gehad. De notulen zijn summier, maar tonen aan dat het tabaksbedrijf in dit geval werd behandeld als elk ander bedrijf – wat nu juist niet de bedoeling was van het WHO-verdrag.
![]() |