Door onze redacteuren Oscar Garschagen en Peter Teffer
Internet is minder vrij dan goeroes en grondleggers wilden. Het medium wordt beteugeld door autoritaire regimes zoals in China.
SHANGHAI/ROTTERDAM, 30 JAN. De Chinese Amerika-watcher mag graag provoceren. „Waarom moet er in de hele wereld maar één soort, door de VS gedomineerd internet zijn”, zegt professor Zha Daojiong (48) van de School voor Internationale Studies in Peking.
Hij laakt de Amerikaanse dubbelhartigheid: „Jarenlang doet Google hier zaken en opeens is het bedrijf bevangen door die Amerikaanse zendingsdrift.” Google dreigt met vertrek uit China, omdat het bedrijf niet langer wil meewerken aan de censuur. De kwestie is hoog opgelopen en vertroebelt zelfs de relatie tussen de twee grootmachten.
De regering-Obama heeft het vrije, democratische internet zelfs verheven tot speerpunt van zijn buitenlandpolitiek. De ironie wil dat het juist Amerikaanse bedrijven zijn die de Chinese autoriteiten de filters hebben geleverd om onwelgevallige informatie, over Tibet en de opstand op het Tiananmenplein, van het web te houden. Zha, adviseur van de Chinese leiders en gastdocent op Nyenrode Business Universiteit, grapt: „Ik hoor altijd dat wij Chinezen ondoorgrondelijk zijn. Maar het Westen begrijpen vergt veel meer van het menselijke brein.”
Internet zou in de wereld een revolutie teweeg brengen: gebruikers in de hele wereld zouden toegang krijgen tot een vrije, onbeperkte informatiebron. Goeroes en grondleggers claimden dat digitale vrijheid onherroepelijk zou leiden tot democratie. Internet zou zelfs autoritaire regimes omver werpen. Internetpaus John Perry Barlow hield het de wereldleiders voor bij de publicatie van de Verklaring van de Onafhankelijkheid van Cyberspace in 1996. „Jullie hebben geen moreel recht om over ons te heersen noch bezitten jullie enig drukmiddel waarvoor we echt bang moeten zijn.”
„Nogal naïef”, zegt de Amerikaanse hoogleraar Milton Mueller, co-auteur van het boek China and the Information Age. „China heeft het internet technologisch zo ingericht dat alle informatie makkelijk is te filteren.” Technologie – bijvoorbeeld de Green Dam-software tegen porno – is niet per definitie bevrijdend. En die technologie kan China simpelweg aanschaffen bij Google, Microsoft en andere whizzkids in Silicon Valley die maar al te graag in China zaken wilden doen.
China heeft inderdaad lak aan de onafhankelijkheidsverklaring van 1996. Adviseur Zha verwoordt het Chinese sentiment. „Zou het Amerikaanse volk het accepteren als de Chinese overheid dicteert welk model internet de wereld moet gebruiken?”
Voor China is het internet een publiek domein dat groot economisch en propagandistisch nut heeft, maar ook streng gecontroleerd moet worden om het ontstaan van die sociale en politieke netwerken buiten de staat om in de kiem te smoren.
Een vrij internet botst met alle Chinese denkbeelden over machtsbehoud van de partij, de indringende rol van de overheid en de eenheid van het moederland. Iedere Chinese internetter die van Google gebruik maakt volgt „de titanenstrijd” (Newsweek) maar koestert weinig illusies.
„Google is kansloos, want als de staat toegeeft en de censuur opheft dan betekent dat niet alleen gezichtsverlies. Het is ook in strijd met de hele inrichting van de staat”, zegt de Shanghaise internetondernemer Isaac Mao, een blogger van het eerste uur.
Vanuit een Washingtonse hotelkamer zegt Mao, die het gecensureerde CNblog.org oprichtte: „Als Google.cn sluit, kunnen zij niet meer terug zonder ongeloofwaardig te worden. Tragisch, maar niet verrassend. De afgelopen twee jaar is de censuur alleen maar strenger geworden. Daarom is Google nu ook in actie gekomen.”
En, analyseert de Shanghaise blogger die op uitnodiging van het Amerikaanse Congres in de VS is: „We zien al geruime tijd twee soorten internet ontstaan: het Amerikaanse model en het Chinese. Ik vrees dat Google door Google.cn te sluiten laat blijken geen hoop meer te hebben dat er in China ooit nog een vrij internet zal ontstaan.”
In Washington heeft minister van Buitenlandse Zaken Clinton het vrije internet bestempeld als mensenrecht. Haar onderminister Michael Posner heeft dertig miljoen dollar uitgetrokken om de ontwikkeling te bevorderen van software die de censuur ontduikt. Posner vreest wereldwijde voorbeeldwerking van het Chinese model.
Milton Mueller: „De toespraak van Hillary Clinton over internetvrijheid en het beleid van haar onderminister zijn in China opgevat als een vorm van informatie-imperialisme.”
Professor Zha: „Dat is het ook. We hebben al genoeg conflicten in de wereld omdat de Amerikanen hun ideeën over mensenrechten en democratie willen verspreiden. Ik noem Irak. Waarom begrijpen zij niet dat er meer wegen naar de moderne tijd zijn dan alleen de westerse route.”
In Peking neemt de ergernis toe over wat westerse bemoeizucht met interne zaken wordt gevonden. Nationalisten in de staatsmedia denken, overigens zonder heel concreet te zijn, dat het Westen de nieuwe supermacht China onder de duim wil houden. Een oude vrees.
Feit is dat de globalisering van de economie niet vanzelfsprekend samengaat met democratisering, politieke hervormingen en internetvrijheid. In China, waar de persoonlijke en economische vrijheden dagelijks toenemen en ondanks alle restricties de informatiestroom op het internet groeit, is democratische hervorming geen issue geworden, zoals in het Westen werd gehoopt. In ieder geval lijkt op het internet de globalisering te worden begrensd.
Hoogleraar Zha Daojiong in Peking: „In Amerika en Europa wordt ook gedacht dat het internet helemaal vrij moet zijn om nieuwe economische groei te creëren. Strenge controle van het internet en economische groei en innovatie gaan heel goed samen. Kijk naar onze groeicijfers.”
Joris van Hoboken van het Instituut voor Informatierecht ziet heel duidelijk een „hernationalisering” van de digitale wereld. Daar liggen niet alleen politieke keuzes aan ten grondslag, vertelt Van Hoboken in Amsterdam.
Het ontstaan van meerdere internetten naast elkaar is vooral ingegeven door behoeftes van de gebruikers, die niet alleen in hun eigen taal bediend willen worden, maar ook op zoek zijn naar lokale of nationale informatie en producten.
Van Hoboken: „Een club als Global Voices Online zou graag zien dat de wereld een betere plek wordt door een mondiaal debat op het internet. Maar de vraag naar dat soort discussies en informatie is redelijk beperkt.”
Dat komt ook, denkt blogger Mao, omdat Chinese en Westerse netizens het internet op verschillende wijze gebruiken. „Wij honderden miljoenen internetters zijn gek op spelletjes en het gratis downloaden van muziek en films, we chatten en sms’en heel veel. Wij, en dat zijn overwegend jongeren, gebruiken het internet vooral als entertainment en nauwelijks als bron van informatie of werk”, vertelt hij.
Daarnaast willen burgers dat overheden het internet controleren op kwalijke zaken. Professor Zha: „De staat heeft in de ogen van de meeste Chinezen een legitieme rol als het gaat om de strijd tegen porno, terroristen en iedereen die de eenheid van China bedreigt. Iedereen aanvaardt al eeuwen dat de staat een unieke rol moet spelen. Dat is het grote culturele en politieke verschil tussen ons en het Westen”, redeneert hij.
Blogger Mao is het niet oneens met deze feitelijke constatering. Hij wil toch graag optimistisch blijven: „Gelukkig worden Chinese internetters steeds beter in het omzeilen van de controles. Over de Grote Digitale Muur springen, de controlfreaks gek maken, is een volkssport aan het worden. Er is al veel meer informatie beschikbaar dan vijf jaar geleden. Ik denk dat niemand de toekomst kan tegenhouden. Ook China niet.”
Gepubliceerd op 30 januari 2010 in NRC Handelsblad.