Politici twitteren graag, maar strategisch gebruik heeft beperkingen. Een kleine groep actieve twitteraars jut elkaar op. „Je moet niet voor alles wat je op Twitter leest een spoeddebat aanvragen.”
Amsterdam, 13 april. Direct aan het begin van een debat over Twitter en politiek wordt het belang ervan gerelativeerd. Slechts 3 procent van de Nederlanders las tijdens de verkiezingscampagne van 2010 Twitterberichten van politici en 2 procent twitterde zelf over politiek, volgens onderzoek van het Centrum voor Politiek en Communicatie (CPC).
Toch is het indirecte bereik van twitterende politici wél heel groot. Toen vorige maand bekend werd dat de ING-top afzag van een bonus reageerden minister van Financiën Jan Kees de Jager (@JCdeJager op Twitter) en Kamerleden binnen enkele uren. De reacties stonden al snel op nu.nl en andere nieuwssites.
„Het zijn vooral journalisten van traditionele media die tweets van politici serieus nemen”, aldus politicus Harmen Binnema (@hbinnema) gistermiddag in Amsterdam tijdens de discussie over Twitter, politiek en journalistiek, georganiseerd door het CPC, onderdeel van de Universiteit van Amsterdam. Binnema werd eerder dit jaar werd gekozen tot beste webpoliticus wegens het ‘slimst en handigst campagne voeren via internet’. Maar, zegt hijzelf, „de concurrentie was niet heel groot”.
De twee aanwezige politici – oud-Statenlid voor GroenLinks in Noord-Holland Binnema, en het Amsterdamse VVD-gemeenteraadslid Marja Ruigrok (@marjaruigrok) – erkennen dat ze het medium Twitter strategisch gebruiken. Ze schrijven ook persoonlijke mededelingen, maar denken goed na voor ze iets twitteren. Binnema: „Het spontane is er af en toe af.”
VVD-politica Ruigrok: „In onze partij moet je oppassen voor een Boekestijntje”, waarmee ze verwees naar partijgenoot Arend Jan Boekestijn (@ajboekestijn). Twee jaar geleden kwam het toenmalige Kamerlid in de problemen nadat hij op Twitter Chinezen ‘spleetogen’ had genoemd. Richtlijnen over hoe VVD’ers zich moeten gedragen op sociale media zijn er niet, maar Ruigrok acht het niet ondenkbaar dat die er komen. Bij sommige bedrijven bestaan dergelijke gedragscodes al.
Het beste voorbeeld van een strategische twitteraar is PVV-leider Geert Wilders (@geertwilderspvv). Hij gebruikt het medium alleen voor eenrichtingsverkeer: Wilders heeft ruim 91.000 volgers, maar volgt zelf niemand – vrij ongebruikelijk binnen Twitter. Binnema: „Wilders twittert weinig. Maar als hij iets twittert, komt er gegarandeerd een ANP-bericht over”. Sinds mei 2009 verstuurde Wilders slechts 215 berichten, gemiddeld nog geen tien per maand. VVD-raadslid Ruigrok verstuurde tijdens het twee uur durende debat alleen al twaalf tweets.
Probleem is volgens een van de aanwezige journalisten in het panel dat een tweet van Wilders vaak de enige reactie is die de PVV wil geven. „Het is bijzonder moeilijk om een vraag beantwoord te krijgen bij de PVV”, aldus Pieter Sabel, redacteur bij de website van de Volkskrant. Hij vindt Twitter handig als „extra paar ogen”, maar vindt dat een reactie van 140 tekens niet genoeg zou moeten zijn voor een nieuwsbericht. „Je zou altijd nog een woordvoerder moeten bellen om door te vragen.” Het gevaar met reacties van politici via Twitter is volgens Sabel dat journalisten lui worden en niet meer aan actieve nieuwsgaring doen.
Ander punt van discussie is de ‘3 procent’ van Nederlanders die aan het getwitter mee zou doen. Niet erg representatief. „Miep van 3 hoog achter zit niet op Twitter”, zei Jan-Kees Emmer, adjunct-hoofdredacteur van De Telegraaf. „Nóg niet”, vulde BNR-presentator Frederique de Jong aan. Het aantal Nederlandse gebruikers van Twitter lijkt namelijk wel snel te groeien. Volgens Ruigrok, tevens marktonderzoeker, is het aantal Nederlandse twitteraars gegroeid van 3 naar 9 procent. En 3 procent is wel een half miljoen mensen, zei media-onderzoeker Piet Bakker.
Vooralsnog bepaalt echter nog een kleine groep een onevenredig deel van de onderwerpen waarover wordt getweet. Volgens onderzoek van de Amerikaanse Cornell University en internetbedrijf Yahoo zijn wereldwijd slechts 20.000 gebruikers van Twitter (0,05 procent van het totaal) verantwoordelijk voor de helft van alle via Twitter doorgestuurde webverwijzingen.
En dan is er de kliekjesvorming. Beroemdheden twitteren met beroemdheden, bloggers met bloggers en media met media. Politici kwamen in het onderzoek niet voor, maar volgens Binnema opereren die ook in dergelijke groepen. „Twitteraars onder elkaar jutten elkaar op. Als een paar GroenLinksers twitteren dat ze vertraagd in de trein zitten, dan kun je er donder op zeggen dat Ineke van Gent die middag in de Kamer vragen aan de minister stelt. Je moet niet voor alles wat je op Twitter leest een spoeddebat aanvragen.”
Gepubliceerd op 13 april 2011 in NRC Handelsblad.