Televisierecensent Hans Beerekamp was teleurgesteld. Na de eerste aflevering van de VPRO-serie Nederland van Boven – die door ruim 1,1 miljoen mensen bekeken werd – schreef hij in NRC Handelsblad dat de serie “weinig verrassende inzichten” oplevert. Maar weinig kijkers delen zijn bezwaar: naar de tweede aflevering keken volgens Stichting KijkOnderzoek ruim 1,2 miljoen mensen. En de derde aflevering van Nederland van Boven trok ruim 1,1 miljoen kijkers.
Hard nieuws brengen, dat was ook niet zozeer het doel van de serie, vertellen eindredacteur Jasper Koning en datajournalist Frédérik Ruys tijdens een gesprek in Hilversum. “De serie bevat geen wereldschokkend nieuws, maar we wilden vooral laten zien hoe allerlei dingen werken in Nederland”, vertelt Koning, een van de twee eindredacteuren van het programma. Als voorbeeld noemt hij een ‘kruispunt’ van schepen dat voor de haven van Rotterdam plaatsheeft. “Je kunt wel zeggen dat dat kruispunt er is, maar pas op het moment dat je de animatie ervan ziet, heeft het impact.”
Zo wéét iedereen wel dat we ‘s nachts veel minder gebruik maken van onze mobiele telefoons en dat Utrecht een belangrijk knooppunt is voor treinreizigers. Maar de animaties die voor de serie zijn gemaakt, maken visueel pas goed inzichtelijk hoe rond zes uur in de Randstad de eerste sms’jes worden verstuurd en hoe onmogelijk veel treinen Utrecht Centraal passeren. De visualisaties zorgen voor omgekeerd Cruyffiaans: je gaat het pas doorhebben, als je het ziet.
Nederland van Boven combineert mooie beelden gefilmd vanuit de helikopter en visualisaties van data over verschillende aspecten van ons dagelijks leven. De serie is geïnspireerd door zijn Britse en Duitse voorgangers: Britain from Above en Deutschland von Oben.
De serie bestaat uit tien afleveringen met elk een eigen thema. Afgelopen dinsdag was dat ‘Nederland knutselland’, in de komende weken volgen onder meer ‘natuur’, ‘wonen’ en ‘gevaar’. De redactie heeft eerst de thema’s gekozen en is pas daarna op zoek gegaan naar de bijbehorende data. “Wij stonden natuurlijk open voor wat de data te vertellen had, maar het uitgangspunt om de data te zoeken, waren de thema’s”, aldus eindredacteur Koning. Die data kwam van allerlei instanties: van het Kadaster, waterschappen en gemeentes tot de BAG – de Basisregistratie Adressen en Gebouwen.
Datajournalist Frédérik Ruys waarschuwt andere datajournalisten namelijk niet te zwichten voor de verleiding van kant-en-klare data. “Er is bijvoorbeeld heel veel data over het gebruik van Twitter en Facebook, en het is leuk om daarmee te experimenteren. Maar de conclusies zijn niet bijster interessant: ja, natuurlijk twittert men in Frankrijk het meeste in het Frans.” Ruys en zijn collega’s hebben voor Nederland van Boven veel data opgevraagd, bij overheidsinstellingen, organisaties en bedrijven. Vaak moesten die worden bewerkt.
Daar hoefden ze geen een keer voor te betalen. Organisatie en bedrijven wilden wel meewerken. “Misschien hielp het dat we er om vroegen namens de VPRO, toch een sterke merknaam”, oppert Koning. Of wellicht kwam het door het relatief onschuldige karakter van de serie; een “positief project”, waarin vooral de “verbazing” centraal staat, aldus Koning. Voor een kritisch journalistiek project was het volgens de heren wellicht lastiger geweest om net zoveel data los te krijgen.
Maar zelfs een bedrijf als Vodafone was bereid om gegevens van het mobiele telefoongebruik vrij te geven. “Zolang we de gegevens na gebruik maar vernietigen. Dat geldt ook voor de data die we van de politie hebben gekregen over de bewegingen van politievoertuigen”, aldus Koning.
Ruys: “Natuurlijk, veel data wordt niet zomaar gedeeld als het gaat om vertrouwelijke informatie. Maar anderzijds: er is nu een hele werkelijkheid ontstaan naast de echte. De economie, communicatie, het speelt zich allemaal af in de wereld van de data.” Om goed inzicht te krijgen in die wereld, zou veel data eigenlijk vrij beschikbaar moeten zijn. “Data hoeft niet eng te zijn”, zegt Ruys. “Daarnaast: al die partijen kregen geen geld voor het beschikbaar stellen van hun data, maar ze waren vooral ook zelf nieuwsgierig.” De meeste organisaties hadden zelf nooit zo onderzoek gedaan naar hun data. Bij Vodafone heeft een medewerker van dat bedrijf de data voor de VPRO bewerkt (ook uit privacy-oogpunt). “Die medewerker heeft daar nog een interne innovatieprijs voor gewonnen”, zegt Koning.
Dergelijke mensen zijn cruciaal geweest voor het project. Koning: “Je hebt insiders nodig. Mensen die binnen een organisatie weten waar je de gegevens kunt halen en hoe je ze moet aanleveren. Soms kregen we data die je alleen kon uitprinten. Dat konden we niet visualiseren.”
De visualisaties zijn gemaakt door het Britse bedrijf 422 South. Dat bedrijf heeft eerder de animaties gedaan voor de Britse en Duitse zusterseries. De VPRO heeft wel gevraagd om de kleurtinten aan te passen aan de stijl van het programma, en bijvoorbeeld de kleur oranje prominent te gebruiken bij een koninginnedag-animatie, maar verder heeft 422 South voortgeborduurd op de animaties die het eerder maakte. Voor de Nederlandse editie negentien stuks in totaal, bijna alle afleveringen hebben er twee. Naast de schepen die in Rotterdam aanmeren, de mobiele telefoongegevens en de treinen, komen onder meer de bewegingen van herten op de Veluwe en routes van vliegtuigen nog aan bod.
Naast de tiendelige tv-serie bestaat ook een website met daarop elke week een nieuwe interactieve kaart, gekoppeld aan het thema van die week. In de eerste kunnen bezoekers van de website kijken hoe ver je binnen een bepaalde tijdspanne kunt reizen per openbaar vervoer of auto. De tweede kaart toont combinaties van de criteria ‘openingstijden’, ‘aantal winkels’ en ‘aantal winkelsoorten’. Waarom heeft de redactie gekozen voor elke week een aparte kaart, en niet één grote kaart met daarop alle informatie? Koning: “Het is nu al een redelijk ingewikkelde kaart. Bij meer dan drie criteria, dan snap je het niet meer. Daarbij: wij vertellen het verhaal.” Ruys: “We wilden niet dat er zóveel keuzemogelijkheden waren, dat mensen uiteindelijk niets meer deden.”
Maar het is niet alsof de VPRO de data helemaal voor zichzelf wil houden. Ruys vertelt dat hij al bestanden heeft gedeeld met journalisten van NU.nl en van het ANP. In principe staan Koning en Ruys daar positief tegenover, “hoewel we het soms zullen moeten navragen bij de instantie waar wij de data vandaan hebben”, zegt Koning. “We zijn aan het inventariseren welke data we kunnen vrijgeven.”
Zowel Koning als Ruys zien nog veel meer potentieel in datajournalistiek. Ruys: “Ik zie dit programma als een ijsbreker.” Koning: “Dit project is nog maar het topje van de ijsberg. Het zou ontzettend zonde zijn om hier niet meer mee te doen.” Er zal worden gekeken naar de mogelijkheden van workshops voor andere medewerkers van de VPRO, of misschien bij andere omroepen. Maar dat komt pas ergens in februari. Er is nog genoeg werk te verrichten aan de resterende afleveringen.
Gepubliceerd op 23 december 2011 op De Nieuwe Reporter