Pas op voor mega-bedrijf Google, dat lijdt aan data-obesitas, zegt mediatheoreticus Lovink
Amsterdam. De ‘buzz’ rond Google Buzz is alweer voorbij. Een grafiek op Google News – een van de vele andere diensten van het Amerikaanse internetbedrijf – die het aantal dagelijkse nieuwsartikelen bijhoudt, toont dat de piek van aandacht voor Google’s sociale-netwerkdienst rond 18 februari ligt. Die dag verschenen ongeveer honderd artikelen over de kritiek die Google kreeg nadat Gmail-contacten van Buzz-gebruikers openbaar bleken te zijn.
Juist daar ligt volgens mediatheoreticus en activist Geert Lovink het probleem. Er is even gedoe, media springen op het onderwerp en vervolgens ebt de aandacht weer weg. Structureel onderzoek naar wat Google doet en naar wat Google met ons doet, vindt nauwelijks plaats. „Elke keer als er een incident is, zoals nu weer met Google Buzz, moeten we weer van voor af aan reconstrueren waar het mis is gegaan. Nu concentreert de aandacht zich even op privacy, maar dat is maar een van de aspecten. Google is nu zo groot, dat het voor een individu onmogelijk is om de strategieën van dit bedrijf volledig te begrijpen.”
Lovink doet zijn best, met het lectoraat Instituut voor Netwerkcultuur, dat hij in 2004 heeft opgericht aan de Hogeschool van Amsterdam. „Maar het is voor individuen niet bij te houden. Dat zouden we eerst moeten erkennen.”
Google is overal. In zijn essay The society of the query and the Googlization of our lives (tiende zoekresultaat als je googlet naar ‘googlization’) uit 2008 waarschuwt Lovink de internetters voor een al te naïef geloof in Google, een bedrijf dat lijdt aan „data-obesitas”. Hij schrijft: „Het voornaamste doel van deze cynische onderneming is om gedrag van gebruikers in de gaten te houden om verkeersdata en profielen te verkopen aan geïnteresseerde derden.” Gebruikers van Google realiseren zich niet dat de gratis diensten die ze gebruiken worden ‘betaald’ met informatie over hun surfgedrag.
Twee jaar later „dendert de lawine van applicaties” die Google ontwerpt nog steeds door, maar zijn er wel meer mensen gekomen die vraagtekens bij het bedrijf zetten, vertelt Lovink in zijn werkkamer op de Hogeschool van Amsterdam. „Op sommige punten is meer besef gekomen over de groeiende macht van dit bedrijf.” Vooral de projecten Google Book Search en Google Street View zijn enigszins omstreden.
Lovink (zijn boek Dark Fiber uit 2003 is een van zijn publicaties die grotendeels zijn te lezen op books.google.com, zonder zijn toestemming) maakt zich vooral druk over Google Book Search, wat de grootste digitale bibliotheek ter wereld moet worden.
Dat alle werken van cultureel en publiek belang gedigitaliseerd worden, daar is boekenliefhebber Lovink een groot voorstander van. „Maar dat één bedrijf al ons nationaal erfgoed gaat beheren en daar geld aan gaat verdienen, dat kunnen we niet toestaan. Ons cultureel erfgoed is niet van Google. Dat is van ons allemaal.” De uitvoering en het onderhoud kan volgens Lovink prima worden uitbesteed aan bedrijven, mits de verantwoordelijkheid maar ligt bij overheidsinstellingen als het Nationaal Archief of de Nederlandse bibliotheken.
Het boekenproject is nog maar één onderdeel van wat Google doet. Google is inmiddels „velen”. In Australië bekritiseert Google het regeringsplan voor een internetfilter, in China blijft het de komende jaren meewerken aan het censureren van zoekresultaten.
Hypocriet? „Nee, dat is niet het juiste woord. En we moeten Google niet iets verwijten, maar onszelf. In ons hoofd klopt het niet, omdat we denken dat deze twee strategieën [kritiek op Australië, medewerking in China – red.] niet naast elkaar kunnen bestaan. Wij zijn niet in staat om de vele strategiën van dit bedrijf te begrijpen, laat staan dat we erop kunnen anticiperen.”
Het onderzoek dat op universiteiten wordt gedaan, loopt volgens Lovink ongeveer tien jaar achter. „De focus is nu heel erg gericht op het ontwikkelen van alternatieve zoekmachines voor de ouderwetse pc-browser, terwijl de wereld van de mobiele telefonie al twee keer zo groot is als het internet. We missen the bigger picture.”
De lector ziet onder meer een rol voor de Nederlandse Eurocommissaris Neelie Kroes, die sinds vorige maand de portefeuille Digitale Agenda beheert. „Kroes moet al haar expertise en de kennis die ze heeft opgedaan bij Mededinging in het dossier-Microsoft nu aanwenden tot Google”, zegt Lovink. „Wat ik de EU verwijt is dat ze het geld dat ze besteden aan ICT-onderzoek – miljarden euro’s, meer dan in Amerika – niet strategisch inzetten op het gebied van marktregulatie. Dit zijn compleet gescheiden werelden. Na Google komt vast wel weer een volgende moloch en we moeten eindelijk eens een patroon ontdekken in hoe dergelijke bedrijven werken.”
Als Lovink met Nederlandse collega’s over dit onderwerp praat, krijgt hij maar weinigen van hen enthousiast. „In Nederland is het serieus een non-thema.” Volgens Lovink speelt de Nederlandse handelsmentaliteit daarin een belangrijke rol. „Ik heb het idee dat men denkt: als je nou maar doet wat de Amerikanen doen, dan kun je er geld mee verdienen. We zijn echt een van de meest trouwe Google-slaven”, aldus Lovink.
Zelf e-mailt hij met een adres van de Nederlandse provider XS4ALL. „Ik zal zeker nooit inloggen bij Google.”
Gepubliceerd op 1 maart 2010 in nrc.next en op 9 maart 2010 in NRC Handelsblad.